Beekprik (Lampetra planeri)

De Beekprik behoort tot de ‘rondbekken’, een groep van primitieve vissen zonder kaken. De huid van het slangachtige lichaam is glad bij gebrek aan schubben; de vinnen zijn niet ondersteund door vinstralen. De rug is grijsbruin; de buik is lichter gekleurd. Beekprikken leven eerst 6,5 jaar als larve en ondergaan dan een metamorfose tot volwassen dier, dat na zo’n 6 maanden, na het paaien, afsterft. De larve heeft 7 paar kieuwspleten. De larvale, hoefijzervormige mondlip groeit bij adulten uit tot een zuigmond, voorzien van hoornige tanden. Het oog van de larve is rudimentair en wordt slechts functioneel na de metamorfose. Adulten hebben een kieuwkorf met 7 paar ronde kieuwopeningen. De larven zijn nauwelijks te onderscheiden van die van de nauw verwante Rivierprik (eveneens een bijlage 2-soort). Larven die groter zijn dan 15 cm zijn echter quasi zeker Beekpriklarven. Adulten zijn maximaal 14 cm lang.

Hieronder vind je de Gewestelijke Instandhoudingsdoelstellingen (G-IHD) voor deze soort. Ze geven aan wat in Vlaanderen nodig is om een veilige toekomst te creëren voor deze soort.
Areaal
Evolutie
+
Toelichting

Uitbreiding van het huidige areaal

Populatie
Evolutie
+
Toelichting

Uitbreiding van het huidige aantal populaties

Kwaliteit
Evolutie
+
Toelichting

Oplossen van ongunstige waterkwaliteit, versnippering, tekort aan kwaliteit van het leefgebied. Uitbreiding van de oppervlakte geschikte oeverzone met 25 - 30 ha, naast de vooropgestelde extra oppervlaktes Europees te beschermen habitats en leefgebied van andere Europees te beschermen soorten en de algemene kwaliteitsverbetering ten gevolge van het huidige milieubeleid.

Meer info op Ecopedia.be

Gerelateerde gebieden