Duingebieden

Algemene info

Natura 2000 gebied
BE2500001 - Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin
Habitatrichtlijn gebieden Vogelrichtlijn gebieden Habitat- en vogelrichtlijn gebieden
Oppervlakte
3782.00ha
Algemene Beschrijving
De grote variatie aan biotopen aan de kust, zoals de typische slikken en schorren, de stuifduinen, de duinvalleien... trekken unieke planten en dieren aan.
Identificatie

Deze Speciale Beschermingszone omvat de meeste duingebieden aan onze kust, alsook de IJzermonding, het Zwin en enkele binnenduinen. Dit Habitatrichtlijngebied overlapt grotendeels met het vogelrichtlijngebied Westkust en deels met het vogelrichtlijngebied het Zwin.

Landelijke Beschrijving
In de duingebieden is er een grote variatie aan biotopen aanwezig, met overgangen van zoutwaterslikken en –schorren, strand (met lokaal voorduinen) over kalkrijke en meer kalkarme duinen tot polder.
Actief in Gebied

Meer dan drie kwart van het gebied heeft een groene bestemming, slechts 8% is bestemd voor landbouw. Meer dan de helft van het gebied is eigendom van de overheid. De duinen vormen een belangrijk natuurgebied, maar hebben ook een belangrijke functie als zeewering. Binnen dit gebied liggen twee golfterreinen, in De Haan en in Knokke, samen goed voor ongeveer 120 hectare. In enkele deelgebieden wordt aan waterwinning gedaan.

Gemeenten

De Panne (8660), Koksijde (8670), Nieuwpoort (8620), Middelkerke (8430), Oostende (8400), Bredene (8450), De Haan (8420), Blankenberge (8370), Brugge (8000), Knokke Heist (8300)

Inspanningen

Een uitbreiding en kwaliteitsverbetering van slikken en schorren is noodzakelijk. De verzande Zwingeul wordt opengemaakt en er wordt voldoende groot buitendijks slikken- en schorrengebied hersteld. Meer informatie hierover vind je op zwininverandering.eu. Bij het herstel van stuifduinen en grijze duinen is het terugdringen van de invasieve exoten cruciaal. Er wordt gezorgd voor meer duinboshabitats door de omvorming van naaldhout naar loofhout. Voor de boomkikker, de kamsalamander en de rugstreeppad zijn geschikte duinbiotopen met poelen nodig.

De realisatie van bijkomend en meer kwalitatief hoogstaand duinbos
De realisatie van bijkomend en meer kwalitatief hoogstaand duinbos

In het SBZ-H komen actueel ca. 100 ha naaldhoutbestanden en ca. 40 ha uitheemse loofhoutaanplanten voor, waarvan het merendeel beheerd wordt door de Vlaamse overheid. In deze bossen worden reeds omvormingsmaatregelen voorzien die op termijn zullen leiden tot bijkomend boshabitat. Hiertoe behoren de Cabourduinen (BE2500001-3), de Duinbossen in De Haan (BE2500001-19 en BE2500001-21) en de aanplanten in het VNR Zwinduinen en –polders (BE2500001-25). In totaal gaat het om een effectieve uitbreiding duinbos met 75 ha als richtwaarde en bijkomend omvorming van uitheemse bestanden.

De realisatie van dynamische stuifduinen
De realisatie van dynamische stuifduinen

Secundaire duinpannenvorming, waarbij duinpannen ontstaan door het uitstuiven van zand tot op de grondwatertafel, is actueel niet meer mogelijk binnen het SBZ-H, door het ontbreken van voldoende stuifdynamiek. Natuurtechnische ingrepen zijn bijgevolg noodzakelijk om stuifduincomplexen op termijn te behouden. Herstel van de verstuivingsdynamiek is mogelijk door het uitvoeren van natuurtechnische maatregelen (i.c. ontstruwelen, afplaggen en afgraven) op plaatsen waar stuifduinen sterk gefixeerd zijn. Dergelijke maatregelen kunnen uiteraard slechts uitgevoerd worden in gebieden met voldoende oppervlakte en waar verstuiving geen gevaar kan vormen voor wegeninfrastructuur en dergelijke. Het deelgebied waar grootschalige ingrepen best realiseerbaar zijn, is Jonge duinen van de Panne (BE2500001-1). Het grote centrale stuifduin is de laatste decennia sterk in oppervlakte afgenomen, ten gevolge van fixatie met grassen en mossen. Om de typische fauna gebonden aan de stuifduinen in stand te houden wordt een herstel van het centrale stuifduin vooropgesteld. Het herstel van een oppervlakte van 30 ha wordt beoogd. Het herstel van deze oppervlakte van 30 ha kan grotendeels via omvorming gerealiseerd worden door sterk gefixeerd stuifduin (deels actueel habitattype 2120, maar in een gedeeltelijk aangetaste actuele staat van instandhouding) af te plaggen of af te graven.

De realisatie van een dynamisch intergetijdengebied
De realisatie van een dynamisch intergetijdengebied

Voor de instandhouding van de slikken en schorren in het intergetijdengebied (habitattypes 1140, 1310, 1320 en 1330) van het Zwin is het herstel en behoud van de natuurlijke dynamiek met successie van slik naar schor en een evenwicht in de structuurbepalende processen van erosie en sedimentatie van essentieel belang. Voor het behoud van de natuurlijke dynamiek in het getijdengebied van het Zwin is voldoende ruimte vereist. Een uitbreiding van het intergetijdengebied, waarbij voornamelijk de komberging en ebstroomsnelheden vergroten, is vereist om de natuurlijke dynamiek te herstellen en op lange termijn ook te behouden (zie o.a. Econnection, 2001). Daartoe moet de verzande Zwingeul open gemaakt worden en moet een voldoende groot buitendijks slikken- en schorrengebied hersteld worden waarin natuurlijke processen kunnen spelen. Een zelfregulerend ecosysteem dient nagestreefd te worden. De ecologische ontwikkelingen (ontstaan en spreiding in ruimte en tijd van de habitattypes van slik en schor) worden immers primair bepaald door de morfologische ontwikkelingen. Kleinschalige ingrepen (afgraven, zandruimingen, enz.) zijn overwegend korte termijn oplossingen en vormen als dusdanig geen duurzame maatregel voor de instandhouding van de habitattypes van slik en schor. Het instellen van begrazingsbeheer op de hoge schorren is belangrijk om ook daar de habitatstructuur en soortensamenstelling te verbeteren. De recreatie moet gezoneerd worden met het oog op de instandhouding van verstoringsgevoelige broedvogels van bijlage IV, o.a. Strandplevier en Kluut.

Herstel en inrichting van de fossiele duinen
Herstel en inrichting van de fossiele duinen

In het SBZ-H komen 3 fossiele duincomplexen voor: de Cabourduinen (BE2500001-2, BE2500001-3 en BE2500001-28), de Schuddebeurze (BE2500001-17 en BE2500001-18) en D’Heye (BE2500001-20).

De doelstelling voor deze 3 gebieden is te komen tot een aaneengesloten oppervlakte van minimaal 50 ha duingrasland per gebied, aangevuld en in mozaïek met vochtige duinvalleien, duindoornstruweel en duinbos. Toename van de oppervlakte zuur duingrasland zal vnl. moeten gebeuren door omvorming: in beheer nemen van verruigde, soortenarme graslanden die momenteel niet tot het habitattype kunnen gerekend worden en het uitvoeren van natuurtechnische maatregelen, waarbij (exoten)struweel of aanplanten omgevormd worden naar open vegetaties. Dit is vnl. het geval in de Cabourduinen. Deze werken zijn opgenomen in het beheerplan voor dit gebied (Zwaenepoel et al., 2007). Door het verwijderen van struweel en bomengroepen zal in dit gebied een halfopen landschap ontstaan, waarin bos, struweel, ruigte en grasland met elkaar afwisselen, wat moet leiden tot een hogere biodiversiteit. Dergelijk landschap kan in de toekomst vestigingskansen bieden aan ondermeer Boomleeuwerik en Grauwe klauwier (Zwaenepoel et al., 2007). Bijkomend is in dit deelgebied een oppervlaktetoename van zuur duingrasland met 7 ha nodig. Dit is mogelijk door het instellen van geschikt beheer op graslanden die actueel geen natuurbeheer kennen.

In de Schuddebeurze bedraagt de doelstelling voor zuur duingrasland een oppervlaktetoename met 21 ha, waarvan ca. 15 ha door verderzetten van het verschralingsbeheer (omvorming). Daarnaast is uitbreiding mogelijk door het instellen van geschikt beheer op graslanden die actueel geen natuurbeheer kennen.

Voor de realisatie van de zure duingraslanden in D’Heye is vnl. het verderzetten van het verschralingsbeheer van belang.

Herstel van populatie Boomkikker
Herstel van populatie Boomkikker

Voor het herstel van een kernpopulatie van de Boomkikker wordt het herstel en de inrichting van de Oude Hazegraspolder als kerngebied vooropgesteld. Een tiental geschikte poelen dient voorzien te worden om een kernpopulatie te huisvesten. In de omgeving van de poelen moet ruigte en struweel voorkomen waarin juveniele en volwassen dieren zich kunnen verschuilen.

Een satellietpopulatie wordt vooropgesteld in het VNR Zwinduinen en –polders. Bijkomend 10 geschikte kleinere poelen zijn noodzakelijk om deze satellietpopulatie onder te brengen.

Een aantal kleinere geschikte poelen dient voorzien te worden in de Oude Hazegraspolder als stapsteen en verbinding met de populatie in het VNR Zwinduinen en –polders. Als verbinding tussen de grote poelen en kleine poelen in de Oude Hazegraspolder en de verbinding met de populatie in het VNR moet het kleinschalige landschap van de Oude Hazegraspolder verder uitgebouwd worden door het voorzien van struweel en KLE’s. De verbinding met de Nederlandse populatie in Retranchement wordt best gerealiseerd door de inrichting van bestaande of nieuw aan te leggen dijken. Deze inrichting zal deels buiten het SBZ-H vallen, maar binnen de grenzen van het SBZ-V ‘Het Zwin’.

In totaal gaat het om een extra oppervlakte van 20 ha land- en waterhabitat waarvan 6 ha van het habitattype 2190 en de overige 14 ha onder de vorm van poelen (open water), kleine landschapselementen, ruigten en struwelen.

Herstel van populaties Kamsalamander en Rugstreeppad
Herstel van populaties Kamsalamander en Rugstreeppad

Het versterken van de bestaande populaties Kamsalamander en Rugstreeppad is vereist om de soort op lange termijn duurzaam in stand te houden. Hiertoe wordt een netwerk van enkele kernpopulaties, aangevuld door verschillende satellietpopulaties vooropgesteld. Voor de Kamsalamander wordt een kernpopulatie van 500 adulte dieren vooropgesteld in de Westhoek (deelgebied BE2500001-2 Jonge duinen van de Panne) en in het VNR Zwinduinen en –polders (BE2500001-13 Zwin – duinen en polders), aangevuld met satellietpopulaties in BE2500001-1 Fossiele duinen van Adinkerke, de Houtsaegerduinen en de Oosthoekduinen (BE2500001-2 Jonge duinen van de Panne), BE2500001-7 Warandeduinen en duinen van Raversijde en BE2500001-8 Fossiele duinen van D’Heye. Een satellietpopulatie stemt overeen met min. 50 adulte dieren. Voor de Rugstreeppad wordt in elk deelgebied waar de soort voorkomt, nl. BE2500001-2 Jonge duinen van de Panne, BE2500001-3 Noordduinen, Doornpanne en Schipgatduinen en BE2500001-4 Ter Yde duinen en omgeving een kernpopulatie van 200 roepende mannetjes vooropgesteld. Een satellietpopulatie van min. 50 roepende mannetjes wordt beoogd in het deelgebied BE2500001-1 Fossiele duinen van Adinkerke.

Om deze doelstelling te realiseren dient het land- en waterhabitat voor beide soorten te verbeteren, zowel in kwaliteit als in kwantiteit. Kamsalamander is minder veeleisend dan Rugstreeppad wat betreft het waterhabitat. Op zich kunnen kamsalamanders in een grote range aan poelen overleven (met een optimale poelgrootte van ca. 200 m²). De ruime verspreiding van de soort binnen de Westhoek is hiervan een illustratie (Provoost et al., 2010). Het duurzaam behoud van een populatie vergt echter een goede connectiviteit. Het creëren van verbindingen tussen deelgebieden is echter niet vanzelfsprekend, gezien deelgebieden vaak gescheiden worden door bebouwing.

Voor de Rugstreeppad is de instandhouding of het herstel van open duingebieden met ondiepe poelen van belang. Verder is ook de connectiviteit tussen geschikte habitats noodzakelijk. Een duurzame metapopulatie aan de Vlaamse kust vereist een goede connectiviteit tussen de leefgebieden, teneinde kolonisatie en uitwisseling van genetische informatie te bevorderen.

Herstel van populaties kustbroedvogels
Herstel van populaties kustbroedvogels

De kwaliteit van de slikken en schorren in het Zwin dient verbeterd te worden, met het oog op een gunstige staat van instandhouding van de habitattypes van de bijlage I, maar ook om de vestiging van o.a. Strandplevier (2-4 broedpaar) en Bontbekplevier mogelijk te maken. Het herstel en behoud van de natuurlijke dynamiek met successie van slik naar schor en een evenwicht in de structuurbepalende processen van erosie en sedimentatie is hierbij noodzakelijk (zie ook 1. De realisatie van een dynamisch intergetijdengebied). Ook de broedvogels van bijlage IV Kluut, Dwergstern en Kleine zilverreiger zullen bij deze maatregel baat hebben. Kleine zilverreiger broedt niet in het Zwin, maar in het nabijgelegen VNR Zwinduinen en –polders. De soort gebruikt het Zwin wel als foerageergebied.

Ook in deelgebied 5 IJzermonding en omgeving (BE2500001-16), ter compensatie van de uitbreiding van de haven van Oostende (Hoffmann, 2006), is er ruimte voor de vestiging van een aantal broedkoppels Strandplevier (1-2 broedpaar).

Realisatie van 5 aaneengesloten duinmassieven
Realisatie van 5 aaneengesloten duinmassieven

In het SBZ-H worden 5 grote aaneengesloten duinmassieven beoogd. Het gaat om volgende deelgebieden of complexen:

  • 1. Cabourduinen-Westhoek-Calmeynbos-Oosthoekduinen (BE2500001-1, BE2500001-2, BE2500001-3, BE2500001-7 en BE2500001-8);
  • 2. Deelgebied 3 Noordduinen, Doornpanne en Schipgatduinen (BE2500001-9 en BE2500001-10,);
  • 3. Deelgebied 4 Ter Yde duinen en omgeving (BE2500001-11, BE2500001-12, BE2500001-13, BE2500001-14, BE2500001-15, BE2500001-27 en BE2500001-33);
  • 4. Deelgebied 5 IJzermonding en omgeving (BE2500001-16);
  • 5. Deelgebieden 12 Historische duinen van Knokke en 13 Zwin – duinen en polders (BE2500001-25).

De eerste 3 vooropgestelde duincomplexen zijn van bijzonder belang voor de instandhouding van stuivende duinen en voor de soorten van bijlage II en III Kamsalamander en Rugstreeppad.

Voor de realisatie van al deze duinmassieven zijn de inspanningen ‘Terugdringen vergrassing, verruiging en verstruweling in vnl. stuifduinen, duingraslanden en duinvalleien’, ‘Terugdringen van invasieve exoten’ en ‘Herstel van populaties Kamsalamander en Rugstreeppad’ essentieel.

Voor de realisatie van het 1e duinmassief (Cabourduinen-Westhoek-Calmeynbos-Oosthoekduinen ) is o.a. de oppervlaktetoename van de zure duingraslanden ter hoogte van de Cabourduinen van belang. In het beheerplan van de Cabourduinen (Zwaenepoel et al., 2007) is omvorming vanuit loofhoutaanplanten opgenomen (zie ook volgende inspanning ‘Herstel en inrichting van fossiele duinen’). Hiernaast is nog een toename van zuur duingrasland met 7 ha nodig. Dit is mogelijk door het instellen van geschikt beheer op graslanden die actueel geen natuurbeheer kennen. Verbinding tussen de deelgebieden 1 Fossiele duinen van Adinkerke (BE2500001-3) en 2 Jonge duinen van de Panne (BE2500001-1) is belangrijk met het oog op de uitbouw van een duurzame populatie van Kamsalamander en Rugstreeppad (zie verder ‘Herstel populaties Kamsalamander en Rugstreeppad’). Bij de realisatie van dit duinmassief is eveneens de inspanning ‘De realisatie van dynamische stuifduinen’ en ‘De realisatie van bijkomend en meer kwalitatief hoogstaand duinbos’ essentieel.

Realisatie van het 2e, 3e en 4e duinmassief vereist o.a. het verderzetten van het aankoopbeleid om verdere versnippering tegen te gaan.

Voor het tot doel gestelde 5e duinmassief wordt verwezen naar o.a. ‘De realisatie van een dynamisch intergetijdengebied’, ‘Herstel van populaties kustbroedvogels’, ‘Herstel van populatie Boomkikker’ en ‘De realisatie van bijkomend en meer kwalitatief hoogstaand duinbos’.

Terugdringen invasieve exoten
Terugdringen invasieve exoten

Invasieve exoten werden in het verleden vaak aangeplant om stuivende duinen – meestal aanpalend aan wegen – te fixeren, maar zijn ook afkomstig uit tuinen. Het gaat om een ganse resem soorten, maar de meest gekende zijn Japanse rimpelroos, Amerikaanse vogelkers, Mahonia, Grauwe en Witte abeel. Dit zijn zeer hardnekkige soorten die snel woekeren via vegetatieve vermenigvuldiging. Invasieve exoten vormen een ernstige bedreiging voor de habitattypes 2120, 2130, 2160 en 2180 o.m. omdat ze potentiële groeiplaatsen van deze habitattypes in beslag nemen.

Teneinde de kwaliteit van voornoemde habitattypes te verbeteren is het verwijderen van deze invasieve exoten noodzakelijk. Plaatselijk komen grotere oppervlakten gedomineerd door invasieve exoten voor (bijv. Rimpelroos in 9 – Jonge duinen van Bredene – De Haan). Omvorming van deze vegetaties zal leiden tot toename van de habitattypes van bijlage I.

Terugdringen vergrassing, verruiging en verstruweling in vnl. stuifduinen, duingraslanden en duinvalleien
Terugdringen vergrassing, verruiging en verstruweling in vnl. stuifduinen, duingraslanden en duinvalleien

Kwaliteitsverbetering van stuifduinen (2120), duingraslanden (2130), kruipwilgstruwelen (2170) en duinvalleien (2190) is noodzakelijk, o.m. om de habitattypische soorten in stand te houden. Herstel van de verstuivingsdynamiek in de stuifduinen is mogelijk door het uitvoeren van natuurtechnische maatregelen (i.c. ontstruwelen, afplaggen en afgraven). De vergrassing, verstruweling en verbossing in de duingraslanden dient teruggedrongen te worden door het instellen van geschikt beheer (maaien / begrazen). Uitbreiding van duingrasland is noodzakelijk voor de instandhouding van verschillende Rode Lijst-soorten, onder meer Kleine parelmoervlinder, Heivlinder, verschillende soorten sprinkhanen van de Rode Lijst en talrijke plantensoorten van de Rode Lijst, specifiek gebonden aan het duinecosysteem. Verruigde, soortenarme graslanden die momenteel niet tot het habitattype kunnen gerekend worden moeten via aangepast beheer omgevormd worden naar habitatwaardig duingrasland. Herstel van de verstuivingsdynamiek en van vochtige duinpannen is mogelijk door het uitvoeren van natuurtechnische maatregelen (i.c. ontstruwelen, afplaggen en afgraven) op plaatsen waar deze sterk gefixeerd zijn.

Specifieke natuurdoelen

Er zijn slechts heel weinig slikken en schorren aan de Belgische kust. De Belgische duinen zijn op veel plaatsen gefixeerd vanwege bebouwing, wegen... Nochtans is een verstuivingsdynamiek nodig voor het ontstaan van duinpannen en waardevolle stuifduinen. Verruiging, verdroging, verstruweling en verbossing zijn de belangrijkste knelpunten. Ook invasieve exoten vormen een ernstige bedreiging voor het gebied.

Duingebieden

details ...
Habitat - Duingebieden
  • Estuaria (1130)
    habitattype_naam
    Estuaria (1130)
    Duingebieden
    1130 - Estuaria
    Oppervlaktedoelstelling
    =

    Actuele oppervlakte: 41,9 ha
    Behoud van de actuele habitatvlekken.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Voorzien van goede basiscondities voor het ontwikkelen van slikken en schorren met natuurlijke dynamiek: voorzien van zones met ondiep water en een goede waterkwaliteit. Ontwikkeling van een rijke benthische fauna toelaten door een aangepaste sluiswerking, waarbij minimaal haalbare saliniteitsschommelingen worden beoogd. Voor vis moeten de mogelijkheden voor het realiseren van een ecologische toegankelijkheid worden onderzocht.

    habitat
  • Slik- en zandplaten die droogvallen bij eb (1140)
    habitattype_naam
    Slik- en zandplaten die droogvallen bij eb (1140)
    Duingebieden
    1140 - Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actuele oppervlakte: 370,5 ha
    Toename van de actuele oppervlakte met 60 ha in het Zwin, zodat de totale oppervlakte in SBZ 431 ha bedraagt.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Toelaten van een natuurlijke dynamiek met erosie en sedimentatie. Zonering en/of het creëren van rustgebieden voor de fauna (zeehond en broedende, foeragerende of rustende avifauna).

    habitat
  • Slikken met Zeekraal (1310)
    habitattype_naam
    Slikken met Zeekraal (1310)
    Duingebieden
    1310 - Eénjarige pioniersvegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia-soorten en andere zoutminnende planten
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actuele oppervlakte: 36,8 ha
    Toename van de actuele oppervlakte met 24-36 ha via uitbreiding van het Zwin, waarvan 5 ha in SBZ-H, overige 19-31 ha in SBZ-V ‘Het Zwin’.
    Toename met 5 ha hoofdzakelijk te realiseren in deelgebied 13 Zwin-duinen en polders (BE2500001-25-).
    Totaal: toename met 29-41 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Behouden of creëren van ruimte voor natuurlijke dynamiek met natuurlijke successie van slik naar schor en omgekeerd. Zonering en/of het creëren van rustgebieden voor de fauna (foeragerende of rustende avifauna).

    habitat
  • Schorren met Slijkgras (1320)
    habitattype_naam
    Schorren met Slijkgras (1320)
    Duingebieden
    1320 - Schorren met slijkgrasvegetatie (Spartinion maritimae)
    Oppervlaktedoelstelling
    =/+

    Actuele oppervlakte: 1,5 ha
    Behoud van de actuele habitatvlekken. Lokale toename is mogelijk bij uitbreiding van het Zwin.

    Kwaliteitsdoelstelling
    =/+

    Het habitattype wordt gedomineerd door een invasieve exotische soort (Spartina townsendii). Herstel van vegetaties van het inheemse klein slijkgras (Spartina maritimae) wordt niet nagestreefd omdat deze soort uitgestorven is in België en omgeving, waardoor het enkel mogelijk is vegetaties van Engels slijkgras te ontwikkelen.

    habitat
  • Schorren (1330)
    habitattype_naam
    Schorren (1330)
    Duingebieden
    1330 - Atlantische schorren (Glauco-Puccinellietalia maritimae)
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actuele oppervlakte: 97,7 ha
    Toename van de actuele oppervlakte met 36-54 ha via uitbreiding van het Zwin, waarvan 5 ha in SBZ-H, overige 31-49 ha in SBZ-V ‘Het Zwin’.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Behouden of creëren van ruimte voor natuurlijke dynamiek van erosie en sedimentatie met natuurlijke successie van slik naar schor of het terugdringen van de successie naar soortenarme vegetatie door aanpassing van het beheer wat vooral begrazing inhoudt.

    habitat
  • Embryonale duinen (2110)
    habitattype_naam
    Embryonale duinen (2110)
    Duingebieden
    2110 - Embryonale wandelende duinen
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actuele oppervlakte: 6,9 ha
    Toename van de actuele oppervlakte met 7 ha naar 14 ha, met richtwaarde voor uitbreiding 3 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Toelaten van vorming van een vloedmerk om vloedmerksoorten de kans te geven zich te vestigen (selectieve strandreinigingen en zonering recreatie). Zonering en/of het creëren van rustgebieden voor de habitattypische fauna, vnl. voor broedvogels (Strandplevier). Toelaten van een natuurlijke dynamiek met erosie en sedimentatie door het wegnemen van harde constructies zou optimaal zijn.

    habitat
  • Wandelende duinen met Helmgras (2120)
    habitattype_naam
    Wandelende duinen met Helmgras (2120)
    Duingebieden
    2120 - Wandelende duinen op de strandwal met Ammophila arenaria (witte duinen)
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actuele oppervlakte: 453,6 ha
    Toename van de actuele oppervlakte met 30 ha naar 484 ha. Toename is mogelijk door omvorming van (exoten)struweel, omvorming van aanplanten (loof- en naaldhout) en zeewaartse uitbreiding (richtwaarde 10 ha) van de duinreep.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwalitatief goed ontwikkelde wandelende duinen waarbij actieve verstuiving aanwezig is en vergrassing beperkt blijft.

    habitat
  • Vastgelegde duinen (2130)
    habitattype_naam
    Vastgelegde duinen (2130)
    Duingebieden
    2130 - Vastgelegde duinen met kruidvegetatie (grijze duinen)
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actuele oppervlakte: 607,2 ha
    Toename van de actuele oppervlakte met 125 ha naar 732 ha, met richtwaarde voor uitbreiding 60 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwalitatief goed ontwikkelde duingraslanden waarbij verruiging, verstruweling en verbossing beperkt blijft en met een goede structuurvariatie i.f.v. de habitattypische fauna en flora.

    habitat
  • Vastgelegde ontkalkte duinen (2150)
    habitattype_naam
    Vastgelegde ontkalkte duinen (2150)
    Duingebieden
    2150 - EU-Atlantische vastgelegde ontkalkte duinen (Calluno-Ulicetea)
    Oppervlaktedoelstelling
    =/+

    Actuele oppervlakte: 0,1 ha
    Toename van de actuele oppervlakte naar 3 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwalitatief goed ontwikkelde duingraslanden waarbij verruiging, verstruweling en verbossing beperkt blijft en met een goede structuurvariatie i.f.v. de habitattypische fauna en flora.

    habitat
  • Duinstruweel (2160)
    habitattype_naam
    Duinstruweel (2160)
    Duingebieden
    2160 - Duinen met Hippophae rhamnoides
    Oppervlaktedoelstelling
    =

    Actuele oppervlakte: 595,2 ha
    Behoud van de huidige oppervlakte. Omvorming ten gunste van andere Europese habitattypes en soorten in een ongunstige lokale staat van instandhouding is toegestaan, maar een behoud van de huidige oppervlakte dient op lange termijn nagestreefd te worden door een compenserende lokale uitbreiding van het habitattype op andere locaties via natuurlijke successie toe te laten.

    Kwaliteitsdoelstelling
    =/+

    Structuurrijke duindoornstruwelen met voldoende variatie in leeftijdsklassen die niet onder druk staan van (invasieve) exoten

    habitat
  • Duinstruweel van Kruipwilg (2170)
    habitattype_naam
    Duinstruweel van Kruipwilg (2170)
    Duingebieden
    2170 - Duinen met Salix repens ssp. Argentea (Salicion arenaria)
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actuele oppervlakte: 70,9 ha
    Toename van de actuele oppervlakte met 10 ha naar 81 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwalitatief goed ontwikkelde kruipwilgstruwelen waarbij verruiging, verstruweling en verbossing beperkt blijft en met een goede structuurvariatie i.f.v. een toename van de habitattypische fauna en flora, vnl. de grondwaterafhankelijke flora.

    habitat
  • Natuurlijke loofbossen van de kustduinen (2180)
    habitattype_naam
    Natuurlijke loofbossen van de kustduinen (2180)
    Duingebieden
    2180 - Beboste duinen van het atlantische, Continentale en Boreale kustgebied
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actuele oppervlakte: 280,5 ha
    Toename met 175 ha naar 456 ha, waarvan een deel kan gerealiseerd worden door omvorming van uitheemse bestanden en 4 ha als richtwaarde voor de uitbreiding.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Verbetering van de kwaliteit door het toepassen van de Criteria Duurzaam Bosbeheer: geleidelijke omvorming naar inheemse loofhoutbestanden, voorrang geven aan spontane processen met toename van het aandeel dood hout en verhoogde structuurdiversiteit. Voldoende dood hout i.f.v. diverse habitattypische vleermuissoorten, Zwarte specht en Middelste bonte specht. Voldoende aandacht voor boszomen en open plekken i.f.v. habitattypische soorten Boomleeuwerik, Boompieper, Kamsalamander, Sleedoornpage, Kleine ijsvogelvlinder, Keizersmantel, ed.

    habitat
  • Vochtige duinvalleien (2190)
    habitattype_naam
    Vochtige duinvalleien (2190)
    Duingebieden
    2190 - Vochtige duinvalleien
    Oppervlaktedoelstelling
    +

    Actuele oppervlakte: 46,5 ha
    Toename van de actuele oppervlakte met 45 ha, onder de vorm van duinvalleigraslanden, duinvalleirietland en duinplassen. Een extra oppervlakte van 6 ha is nodig als leefgebied van de Boomkikker (zie doelstelling soorten van bijlage II en III). Totale toename met 51 ha naar 98 ha, met als richtwaarde voor uitbreiding 15 ha.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwalitatief goed ontwikkelde vochtige duinvalleien waarbij verruiging, verstruweling en verbossing beperkt blijft en met een goede structuurvariatie i.f.v. een toename van de habitattypische fauna en flora.

    habitat
Soorten - Duingebieden
  • Blauwborst
    Duingebieden
    Blauwborst
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: SBZ-V ‘Westkust’: 1 bp. In Koekuithof (deelgebied 1 Fossiele duinen van Adinkerke), 3 bp. In de Ijzermonding en 1 bp. In het Westhoekreservaat.

    Voor het SBZ-V ‘Westkust’ wordt het behoud van de actuele broedpopulatie voorgesteld, met mogelijks lokale vestiging van nieuwe broedgevallen.

    Kwaliteitsdoelstelling
    =/+

    Behoud van rietkragen langs kreken, ruigtes en met riet omzoomde graslanden.

    soort
  • Boomkikker
    Duingebieden
    Boomkikker
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: minder dan 15 roepende mannetjes in de Oude Hazegraspolder (BE2500001-25).
    Herstel en de inrichting van de Oude Hazegraspolder als kerngebied. Een tiental geschikte poelen dient voorzien te worden om een kernpopulatie van minimum 200 roepende mannetjes huis te vesten. Een satellietpopulatie van minimum 50 roepende mannetjes wordt vooropgesteld in het VNR Zwinduinen en –polders (BE2500001-25). Bijkomend 10 geschikte kleinere poelen zijn noodzakelijk om deze satellietpopulatie onder te brengen.
    Een aantal kleinere geschikte poelen dient voorzien te worden in de Oude Hazegraspolder als stapsteen en verbinding met de populatie in het VNR Zwinduinen en –polders. Als verbinding tussen de grote poelen en kleine poelen in de Oude Hazegraspolder en de verbinding met de populatie in het VNR moet de kleinschalige landschap van de Oude Hazegraspolder verder uitgebouwd worden door het voorzien van struweel en KLE’s.
    Connectiviteit voorzien met de populatie in het Nederlandse Retranchement via bestaande of nog aan te leggen dijken.

    In totaal gaat het om een extra oppervlakte van 20 ha land- en waterhabitat waarvan 6 ha van het habitattype 2190 en de overige 14 ha onder de vorm van poelen (open water), kleine landschapselementen, ruigten en struwelen (RBB).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwalitatief goed ontwikkeld waterhabitat: voldoende waterhoudend, met rijke ondergedoken of drijvende vegetatie, weinig beschaduwing en afwezigheid van predatie (vissen). Kwalitatief goed ontwikkeld landhabitat in de nabije omgeving van de poel (ruigte en struweel) waarin juveniele en volwassen dieren zich kunnen verschuilen. Goede connectiviteit tussen de leefgebieden voorzien teneinde kolonisatie en uitwisseling van genetische informatie te bevorderen.

    soort
  • Boomleeuwerik
    Duingebieden
    Boomleeuwerik
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: beperkt aantal broedgevallen (0-3 bp.) in het SBZ-V ‘Westkust’.
    Behoud van de actuele populaties en eventueel vestiging van nieuwe broedkoppels.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Voorzien van open plekken en bosranden en zonering van recreatie in de duinbossen om het behoud van de soort mogelijk te maken. Deze soort is als grondbroeder in open vegetaties erg kwetsbaar.

    soort
  • Dwergstern
    Duingebieden
    Dwergstern
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: actueel geen populatie meer aanwezig in het SBZ-H. Op het sterneneiland en de voorhaven van Zeebrugge (SBZ-V ‘Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist’, buiten SBZ-H) de laatste jaren gemiddeld ca. 100-150 bp.
    In het SBZ-H wordt een kleine satellietpopulatie van enkele broedparen vooropgesteld. Het meest aangewezen gebied hiervoor is het Zwin (SBZ-V ‘Het Zwin’).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Behoud en herstel van natuurlijke, dynamische strand-duinovergangen en slikken en schorren met voldoende grote rustgebieden waar verstoring en predatie tot een minimum beperkt wordt.

    soort
  • Groenknolorchis
    Duingebieden
    Groenknolorchis
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: geen populatie aanwezig.
    Vestiging van minimaal één populatie wordt vooropgesteld. De soort lift mee op de doelen voor het habitattype 2190 (vochtige duinvalleien).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    De soort lift mee op de voorgestelde kwaliteitsverbetering en oppervlakte-uitbreiding van habitattype 2190 (vochtige duinvalleien).

    soort
  • Grote stern
    Duingebieden
    Grote stern
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: actueel geen populatie meer aanwezig in het SBZ-H. Op het sterneneiland (SBZ-V ‘Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist’, buiten SBZ-H) de laatste jaren gemiddeld ca. 2000-3000 bp., met uitzondering van de laatste paar jaar (slechts 1 broedpaar).

    Voor deze soort wordt geen populatiedoelstelling vooropgesteld in het SBZ-H. Door het voorzien van de kwaliteitsdoelstelling en de maatregelen t.b.v. een gunstige staat van instandhouding van de habitattypes van het Zwin wordt een eventuele terugkeer van de soort in het Zwin niet uitgesloten.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Behoud en herstel van natuurlijke, dynamische strand-duinovergangen en slikken en schorren met voldoende grote rustgebieden waar verstoring en predatie tot een minimum beperkt wordt.

    soort
  • Kamsalamander
    Duingebieden
    Kamsalamander
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: belangrijkste populatie van de Kamsalamander in deelgebied Jonge duinen van De Panne (BE2500001-1). Relictpopulatie in deelgebied Fossiele duinen van Adinkerke (BE2500001-2 en BE2500001-3), Jonge duinen van De Panne (BE2500001-7 en BE2500001-8), Warandeduinen en duinen van Raversijde (BE2500001-29), Fossiele duinen van Westende (BE2500001-17 en BE2500001-18) en Zwin – duinen en polders (BE2500001-25).
    Voor de Kamsalamander wordt een metapopulatie van min. 500 adulte dieren vooropgesteld in de Westhoek (BE2500001-1) en in het VNR Zwinduinen en –polders (BE2500001-25), aangevuld met satellietpopulaties in deelgebied 1 Fossiele duinen van Adinkerke (BE2500001-2 en BE2500001-3), de Houtsaegerduinen (BE2500001-8) en de Oosthoekduinen (BE2500001-7), Warandeduinen en duinen van Raversijde (BE2500001-29) en Fossiele duinen van Westende (BE2500001-17 en BE2500001-18). Een satellietpopulatie stemt overeen met 50 adulte dieren.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwalitatief goed ontwikkeld waterhabitat: voldoende diepe plassen met een hoog aandeel watervegetatie. Goede connectiviteit (KLE en poelen) tussen de leefgebieden voorzien teneinde kolonisatie en uitwisseling van genetische informatie te bevorderen.

    soort
  • Kleine zilverreiger
    Duingebieden
    Kleine zilverreiger
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: laatste jaren 20-30 bp., nagenoeg uitsluitend in het SBZ-V ‘Het Zwin’
    Binnen het SBZ-V ‘Westkust’ wordt geen broedpopulatie voorgesteld, maar het is zeker niet uitgesloten dat de soort in de toekomst er terug tot broeden komt.
    Binnen het SBZ-V ‘Zwin' wordt het behoud van de populatie van minimaal 20-30 bp. vooropgesteld.

    Kwaliteitsdoelstelling
    =/+

    Behoud van kleine bosjes met hoge bomen in de nabijheid van het foerageergebied. Kwaliteitsverbetering van het foerageergebied, nl. ondiep visrijk water.

    soort
  • Kluut
    Duingebieden
    Kluut
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: SBZ-V ‘Westkust’: De laatste jaren een jaarlijks broedgeval in de Ijzermonding. In het kader van PINK werden 6 mogelijke broedgevallen in 2009 genoteerd (Provoost et al., 2010).
    SBZ-V ‘Het Zwin’: De Kluut broedt tegenwoordig niet meer in het Zwin. In de periode 2000-2005 namen de aantallen in de polder (schorren van de Dievegatkreek en ter hoogte van het Oud Fort Isabella-buiten SBZ-H) toe, terwijl in het Zwin zelf de aantallen duidelijk afnamen.
    In het SBZ-V ‘Westkust’ wordt geen populatie vooropgesteld.
    Binnen het SBZ-V ‘Het Zwin’: populatie van minimaal 20-30 broedparen.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Behoud en herstel van natuurlijke, dynamische slikken en schorren met voldoende grote slikken en rustgebieden waar verstoring tot een minimum beperkt wordt.

    soort
  • Kruipend moerasscherm
    Duingebieden
    Kruipend moerasscherm
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: 50-500 ind.
    Uitbreiding van de actuele populaties in de Houtsaegerduinen (BE2500001-8) en het Hannecartbos (BE2500001-12) door gericht begrazingsbeheer en herstel hydrologie.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Vochtige duinmilieus en geïnundeerde graslanden zijn van belang voor de instandhouding van deze soort.

    soort
  • Kwak
    Duingebieden
    Kwak
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: In het Zwin broedden de laatste jaren gemiddeld 10 bp.
    Voor deze soort wordt het behoud van de actuele broedaantallen met een mogelijke lokale vestiging van nieuwe, wilde broedgevallen vooropgesteld..

    Kwaliteitsdoelstelling
    =/+

    Behoud van kleine bosjes met hoge bomen in de nabijheid van het foerageergebied. Behoud en verbetering van het foerageergebied, nl. ondiep visrijk water en beperking van verstoring.

    soort
  • Lepelaar
    Duingebieden
    Lepelaar
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: In het Zwin broedden de laatste jaren gemiddeld 1 à 2 bp.
    Voor deze soort wordt het behoud van de actuele broedaantallen met een mogelijke lokale vestiging van nieuwe broedgevallen vooropgesteld.

    Kwaliteitsdoelstelling
    =/+

    Behoud van kleine bosjes met hoge bomen in de nabijheid van het foerageergebied. Behoud van het foerageergebied, nl. ondiep visrijk water en beperking van verstoring.

    soort
  • Nauwe korfslak
    Duingebieden
    Nauwe korfslak
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: onvoldoende gekend.
    Behoud van de actuele populaties en van populaties op eventuele nieuwe vindplaatsen.

    Kwaliteitsdoelstelling
    =/+

    Behoud van vochtige duinmilieus. Laten liggen van dood hout en humeus materiaal op de plaatsen waar de soort levend werd aangetroffen.

    soort
  • Ooievaar
    Duingebieden
    Ooievaar
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: In het vogelpark van het Zwin broedden in 2002 26 bp. De laatste jaren neemt de populatie opnieuw af.
    Voor deze soort wordt het behoud van de actuele broedaantallen met een mogelijke lokale vestiging van nieuwe, wilde broedgevallen vooropgesteld.

    Kwaliteitsdoelstelling
    =/+

    Behoud van kleine bosjes met hoge bomen in de nabijheid van het foerageergebied. Behoud van het foerageergebied: geschikte, vochtige en tijdelijk overstroomde graslanden. Grasland dient bij voorkeur te bestaan uit extensieve weilandcomplexen, zonder gebruik van pesticiden.

    soort
  • Rugstreeppad
    Duingebieden
    Rugstreeppad
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: belangrijkste populatie van de Rugstreeppad in deelgebied Jonge duinen van De Panne (BE2500001-1). Verder ook nog in deelgebied Noordduinen, Doornpanne en Schipgatduinen (BE2500001-7, BE2500001-9 en BE2500001-10) en Ter Yde duinen en omgeving (BE2500001-11, BE2500001-12, BE2500001-13 en BE2500001-14). Exacte aantallen zijn niet gekend.
    Voor de Rugstreeppad wordt in elk deelgebied waar de soort voorkomt, nl. Jonge duinen van de Panne, Noordduinen, Doornpanne en Schipgatduinen en Ter Yde duinen en omgeving een kernpopulatie van 200 roepende mannetjes en een satellietpopulatie van min. 50 roepende mannetjes in het deelgebied Fossiele duinen van Adinkerke vooropgesteld (BE2500001-2 en BE2500001-3).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Kwalitatief goed ontwikkeld land- en waterhabitat: instandhouding van open duingebieden met ondiepe poelen en voorzien poelen met ondiepe zones, die snel opwarmen, is van essentieel belang. Voorzien van geschikt waterhabitat: poelen met ondiepe zones, die snel opwarmen. Een duurzame metapopulatie aan de Vlaamse kust vereist een goede connectiviteit tussen de leefgebieden, teneinde kolonisatie en uitwisseling van genetische informatie te bevorderen.

    soort
  • Strandplevier
    Duingebieden
    Strandplevier
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: de laatste jaren gemiddeld 15 bp., uitsluitend in het SBZ-V ‘Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist’.
    Binnen het SBZ-V ‘Westkust’ worden 1-2 bp. vooropgesteld, verdeeld over de IJzermonding (BE2500001-16) en de slufters in De Panne (BE2500001-1).
    Binnen het SBZ-V ‘Zwin' worden 2-4 bp. Vooropgesteld.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Behoud en herstel van natuurlijke, dynamische strand-duinovergangen en slikken en schorren met voldoende grote rustgebieden waar verstoring tot een minimum beperkt wordt. Als grondbroeder op pioniersvegetaties is dit een zeer verstoringsgevoelige soort, die niet broedt in goed ontsloten gebieden.

    soort
  • Visdief
    Duingebieden
    Visdief
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: actueel geen populatie meer aanwezig in het SBZ-H. In 2005 en 2006 was er een kolonie van respectievelijk 45 bp. En 26 bp. In de Ijzermonding (Vermeersch et al., 2005; Vermeersch & Anselin, 2009). Op het sterneneiland en de voorhaven van Zeebrugge (SBZ-V ‘Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist’, buiten SBZ-H) de laatste jaren gemiddeld ca. 2000 bp. (Courtens et al., 2009)
    In het SBZ-H worden 2 kleine satellietpopulaties vooropgesteld: 1 in de Ijzermonding (SBZ-V ‘Westkust) en 1 in het Zwin (SBZ-V ‘Het Zwin’).

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Voorzien van voldoende kale of schaars begroeide plekken. Beperken van de recreatiedruk. Een belangrijke randvoorwaarde voor de terugkeer van de Visdief als broedvogel in het Zwin is de aanwezigheid van zones die niet toegankelijk zijn voor grondpredatoren. De eilandjes in het Zwin vormden in dat opzicht in het verleden een ideale broedplaats.

    soort
  • Wespendief
    Duingebieden
    Wespendief
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: beperkt aantal broedgevallen, 0-1 bp. De laatste jaren in het SBZ-V ‘Het Zwin’.
    Enkele broedparen (2-3 bp.) in het volledige SBZ-H.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Toename structuurdiversiteit en zonering van recreatie in de duinbossen teneinde de vestiging van de soort mogelijk te maken.

    soort
  • Zeggekorfslak
    Duingebieden
    Zeggekorfslak
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: onvoldoende gekend.
    Behoud van de actuele populaties en van populaties op eventuele nieuwe vindplaatsen.

    Kwaliteitsdoelstelling
    =/+

    Kwalitatief goed ontwikkelde vochtige duinmilieus met een hoge watertafel gedurende grootste deel van het jaar en kweldruk. Watervervuiling tegengaan.

    soort
  • Zwartkopmeeuw
    Duingebieden
    Zwartkopmeeuw
    Populatiedoelstelling

    Actuele populatie: actueel geen populatie meer aanwezig in het SBZ-H.
    Voor deze soort wordt geen populatiedoelstelling vooropgesteld in het SBZ-H. Door het voorzien van de kwaliteitsdoelstelling en de maatregelen t.b.v. een gunstige staat van instandhouding van de habitattypes van het Zwin wordt een eventuele terugkeer van de soort in het Zwin niet uitgesloten.

    Kwaliteitsdoelstelling
    +

    Behoud en herstel van natuurlijke, dynamische strand-duinovergangen en slikken en schorren met voldoende grote rustgebieden waar verstoring tot een minimum beperkt wordt.

    soort

Planten en dieren

Slikken en schorren zijn perfecte broedgebieden voor de strandplevier, de dwergstern, de kluut, de visdief en de grote stern. Als overwinteraars zijn de blauwe kiekendief en de velduil de voornaamste soorten. De kamsalamander, de rugstreeppad, de boomkikker, het kruipend moerasscherm en de zeggekorfslak zijn enkele van de Europees te beschermen soorten van vochtige duinvalleien. Met het herstel en uitbreiding van deze duinvalleien keert ook de groenknolorchis misschien terug.

Habitattypes

Nieuws

Projecten

Activiteiten

Openstaande taakstelling

Gebied Naam
Duingebieden
/gebied/duingebieden
Gebied Referentie
duingebieden
ID
30
BE2500001
vogelrichtlijngebied
BE2500121, BE2501033